Nederlands Dagblad – Pieter van Kampen


[ redi ad Echo ]


Nederlands Dagblad – 20 december 2002

Keurig uitgegeven onzin over Jezus

door PIETER van KAMPEN

Er is weer een boek over Jezus verschenen dat nogal afwijkt van de leer der kerk. Was Jezus Caesar? van Francesco Carotta. Het staat in een inmiddels onafzienbare reeks publicaties over ‘de historische Jezus’, die in 1835 begon met een werk van David Friedrich Strauss. Deze destijds 29 jaar oude Duitse geleerde, achtte het Nieuwe Testament als bron van historisch betrouwbare feiten uitermate ontoereikend en heeft daarom zelf een zeer ongefundeerde versie van ‘de feiten’ ervoor in de plaats gezet. Hij is gevolgd door velen, die door hun publicatie verguisd of juist vereerd zijn, en er soms financieel behoorlijk beter van werden.
Francesco Carotta studeerde filosofie en linguïstiek en zat in zijn jonge jaren op een priesterseminarie. Hij blijkt gegrepen door één idee: naar zijn meining bestaat er een onmiskenbare overeenkomst tussen lotgvallen, leven en dood van Jezus Christus en van de grote Romeinse veldheer en politicus Julius Caesar. Waren beiden geen weldoeners en zijn ze beiden niet door vermeende vrienden verraden en vermoord? Daarom komt hij in een dik boek tot duidelijke uitspraken: „Het was verbluffend om vast te stellen dat beide levens op bijna identieke wijze zijn verlopen en dat ook de namen van personen uit die levens grote gelijkenis vertonen: Gallië/Galilea, Corfinium/Kafarnaüm, Junius/Judas. Men zou bijna tot de overtuiging komen dat het hier om de geschiedkundige beschrijving van één en dezelfde persoon gaat. Om op het resultaat van het onderzoek vooruit te lopen: het verhaal van Jezus vindt zijn oorsprong in het leven en de vergoddelijking van Julius Caesar. Anders gezegd: Jezus blijkt de historisch overgeleverde Divus Julius te zijn, de vergoddelijkte Caesar.“
Ik concludeer daaruit: de Jezus van de Bijbel heeft nooit bestaan!
De recensent dr. Thomas von der Dunk schrijft in
Vrij Nederland: „Is het passieverhaal terug te voeren op een verkeerd begrepen versie van de Vita Caesaris over de laatste dagen van deze dictator en opperpriester van Rome, die eveneens bekend stond om zijn mildheid en gevierd werd als de weldoener van zijn volk? Dat klinkt ronduit idioot. Maar Carotta draagt voor zijn stelling tal van bewijzen aan.“
Ik ben het met die zienswijze niet eens, zelfs buitengewoon oneens. Carotta’s boek rammelt buitensporig.

Krans
Een argument is bijvoorbeeld „de overeenkomst tussen de graskrans van Caesar en de doornenkroon van Jezus“. Dat is, erkent hijzelf, een weinig zeggende overeenkomst, want „wie heeft in de klassieke Oudheid niet een krans gedragen?“ Niettemin, sprekend over een bepaalde afbeelding van Julius Caesar, komt hij tot de stelling: De „Torlonia kop lijkt sprekend op een voorstelling van Jezus met doornenkroon“. „De standbeelden van Divus Iulius, waar hij als Soter, als Redder, als Heiland wordt voorgesteld, dragen een krans van eikenloof of een graskrans, die beide in vorm en betekenis sterk overeenkomen met de doornenkroon van Jezus de Vorlosser.“
Een belangrijker gegeven is kennelijk de samenhang tussen (de Griekse) woorden voor ‘de opperste hogepriester’, de ‘archiereus megistos’ en Christus: ‘arCHieReus megiSTOS’ wordt tot ‘CHieRISTOS’ en tot ‘CHRISTOS’. Het is een spelen met etymologie waar een gewoon mens van in elkaar krimpt.
Belangrijker zijn echter overeenkomsten: „Beiden, Caesar zowel als Jezus beginnen hun carrière in een noordelijke buurstaat: Caesar in Gallië, Christus in Galilea: beiden moeten een noodlottige rivier oversteken: de Rubicon en de Jordaan. Beiden komen daar een begunstiger/rivaal tegen: Pompeius en Johannes. En hun eerste aanhangers: Antonius en Curio, respectievelijk Petrus en Andreas. Beiden zijn voortdurend onderweg en komen tenslotte in de hoofdstad, waar zij eerst in triomf worden ingehaald en vervolgens smartelijk ten onder gaan: in Rome en in Jeruzalem. Beiden onderhouden goede betrekkingen met vrouwen, een bijzondere relatie heeft Caesar met Cleopatra en Jezus met Maria Magdalena. Beiden hebben nachtelijke ontmoetingen, Caesar met Nicomedes, Jezus met Nicodemus. Beiden zijn grote redenaars en van de hoogste adel.“
Dat wel verbazingwekkende standpunt word verklaard met: „afstammeling van Aeneas en zoon van David“, of: „Toch zijn beiden self-made-men. Beiden moeten keihard vechten en beiden triomferen: te paard en op een ezel.“
Iets verderop: „Beiden nemen het op voor het gewone volk - en botsen met de aanzienlijksten: Caesar met de senaat, Jezus met het sanhedrin. Beiden worden verraden: door Brutus en door Judas. Beiden hebben een moordenaar die aanvankelijk de dans ontspringt: de andere Brutus en Barabbas. En in beide gevallen is er iemand die zijn handen in onschuld wast: Lepidus en Pilatus. Beiden worden vermoord: Caesar met dolken doorstoken, Jezus gekruisigd, maar ook met een steekwond in zijn zijde.

Beide zijn op dezelfde datum omgebracht: Caesar op de Idus van maart, Jezus op de vijtiende nisan. Beiden worden na hun dood vergoddelijkt: als Divus Iulius en als Jezus Christus. Beiden laten hun eigen priester na: Antonius en Petrus. Beiden hebben een postume erfgenaam: bij testament wordt de jonge Octavianus geadopteerd: aan het kruis wordt de apostel Johannes aangenomen (‘Vrouw, zie, uw zoon’)“.
De conclusie: Omdat Caesar exact honderd jaar voor Christus geboren werd, (…) kan een eventuele afhankelijkheidsrelatie maar in een richting wijzen: Christus zou niet alleen na Caesar geboren zijn, hij zou ook naar Caesar geschapen zijn.“

Wringen
Het is duidelijk: hier schrijft iemand die ten koste van alles probeert zijn gegevens in een voorgevormd schema te wringen. Met enige regelmaat worden de meest dubieuze klankovereenkomsten aangedragen. Ook zit hij er ook met zijn opmerkingen vaak nèt naast. Jezus trok echt nièt over de Jordaan, alsof hiermee de teerling geworpen was, zoals Caesar deed, toen hij zijn leger over de Rubicon voerde. Hij liet zich daar dopen en ook zijn leerlingen doopten daar mensen. Hij stak de rivier over, als Hij uit zijn geboortestrek Galilea via het overjordaanse naar Jeruzalem reisde. In Galilea woont géén ‘buurvolk’ van de Joden, zoals de Galliërs stelling wel een ander volk waren dan de Romeinen. Galileeërs waren volbloed Joden, die wel dichtbij heidense mengvolken leefden. Halve waarheden en een pakket twijfelachtige suggesties die alleen mensen overtuigen die weinig Bijbelkennis hebben. Het is onbegonnen, en nutteloos, werk om dit boek aan te vullen of te corrigeren.
Bij Carotta kun je veel leren over Caesar, maar hoegenaamd niets over Christus. De identificatie van deze twee stoelt echt nergens op. Ernstig is natuurlijk ook de ontkenning van een aantal heilsfeiten. Van het gegeven dat van Caesar geen opstanding gemeld wordt van Christus wel – toch een enorm verschil –, wordt weinig werk gemaakt: beiden werden na hun dood ‘vergoddelijkt’. Wat tegen Carotta’s stelling ingaat, wordt of verwijderd of tenslotte gemangeld te voorschijn gehaald. Dit is nauwelijks een serieuze poging om de bijbelse Jezus naar voren te halen.
Enrstiger wordt het nog als we – al in de inleiding – merken hoe luchtig Carotta met de consequenties van zijn opvatting omspringt. „De gelovige zal ook in de toekomst in zijn Jezus geloven. Hem maakt het niet uit wie de historische jezus was, ook niet als hij Caesar zou zijn.“
Alsof ons geloof niet een historisch geloof zou zijn! Alsof er niet in het Credo beleden is dat Hij geleden en gestorven is „onder Pontius Pilatus“. Historie doet er toe, al suggereert Carotta dat dit voor christenen niet geldt.

Onrijp
Wat te denken van zijn allesomvattend en onrijp oecumenisch streven „Wanneer de islam en mogelijk ook het boeddhisme (…) slechts andere vormen van dezelfde oercultus zijn, mag men dan niet de hoop koesteren om nog terug te keren naar de historische eenheid van alle gelovigen?“
In het verlengde van aanvaarding van zijn wankele these wordt ons eenheid en vrede tussen de religies aangeboden. Dat is toch wel een enorme vermetelheid, maar we weten dat charlatans en dat lijkt me Carotta ook te zijn – meestal grote claims verbinden aan hun flinterdunne ‘bewijzen’. Zoals de suggestie dat de mensen in de Oudheid allemaal zo stom zouden zijn geweest om de overeenkomst tussen Iulius Caesar en Jezus te missen. Alsof de enigen die echt weten hoe het zit, de mensen zijn die op een afstand van tweeduizend jaar dit kunnen bezien.
Jammer dat een uitgeverij die zulke mooie boeken kan produceren, zich heeft ingezet voor de verspreiding van dit soort onzin. Jammer ook dat er kennelijk mensen zijn die vinden dat je zo'n boek serieus moet nemen. Straks komt ook nog een van de seculiere media met een groot artikel of programma op de tv dat de indruk wekt dat dit toch wel een klap is voor het historische christendom. Wellicht is ergens een omgevallen dominee of een afvallige priester te vinden die hierover zijn ‘wetenschappelijk gefundeerde’ mening ventileert. Ik zeg van mijn kant: als mensen een stok zoeken om het historisch christendom mee te slaan of om ermee van hun geloof te vallen, neem dan een beter gefundeerd werk dan Carotta’s onzin boek.

Was Jezus Caesar? Over de Romeinse oorsprong van het christendom
Francesco Carotta. Uitg. Aspekt, Soesterberg, 2002; 430 blz., E 32.


—————————

NOTA BENE: Zuerst dem Rezensenten vielen Dank für die Auszeichnung: Wenn unser Buch völlig ungeeignet sei, um damit das historische Christentum zu vernichten oder um die Menschen zum Abfall von ihrem Glauben zu verleiten, dann ist dies ein Kompliment.

Diese Méprise geht darauf zurück, daß er willkürlich die falschen Konsequenzen aus unserer Aufdeckung zieht. Wenn er schreibt – ‘Ik concludeer daaruit: de Jezus van de Bijbel heeft nooit bestaan! – Ich schließe daraus: Der Jesus von der Bibel hat nicht existiert!’ – ist das nich t der einzige mögliche Schluß. Man kann genauso gut daraus schließen: Der Jesus des Evangeliums hat wohl existiert, er ist Divus Julius und hieß zu Lebzeiten Gaius Caesar.
Denselben Denkfehler macht er fortdauernd. Wenn es sich herausstellt, daß Jesus nicht unter ‘Pontius Pilatus’, sondern unter ‘Pontifex Lepidus’ gelitten hat, ändert dies etwas am Credo? Ist die Gültigkeit des Credo davon abhängig, ob ein Kopist den Namen falsch abgeschrieben hat? Armes Credo, das von Fehlern gutmeinender Menschen nicht immun ist! Zumal jeder weiß, daß Irren menschlich ist: errare humanum est, sagten schon die Alten.

Nun aber, nachdem unser Rezensent keinen einzigen Fehler uns nachweisen kann – daß kein ‘gewöhnlicher’ Mensch den (übrigens für uns rein hypothetischen) Übergang von ‘Archiereus megistos’ zu ‘Christos’ verstehen kann, hat damit zu tun, daß nicht jeder auf Anhieb begreift nach welchen Lautgesetzen etwa Colonia zu Köln, Confluentes zu Koblenz oder Hippo Diarrhytus zu Bizerte jeweils werden konnte, außer eben er hat sich damit befaßt; und daß die Menschen in der Antike allerlei Kränze getragen haben, wie wir übrigens selbst gesagt haben, ändert nichts an der Tatsache, daß eine corona quercea eine corona civica ist, wie eine corona graminea eine corona obsidionalis bleibt, ob man will oder nicht –, hat unser Ratloser trotzdem die Stirn, unverschämt zu behaupten, es sei alles Unsinn. Und was führt er als Argument an? Die Tatsache, daß die Gallia Cisalpina von Galliern bewohnt gewesen sei, also von nicht Römern, während Galilea von einem mit den Juden blutsverwanden Volk.

Das ist wirklich eine Perle, das verdeutlicht in welchen Abgründen von historischer Ignoranz unsere Graalshüter der fabulierenden Orthodoxie sich stürzen! Gallia Cisalpina war nämlich ganz römisch schon vor dem Anfang des Bürgerkriegs. Caesar nennt sie bereits im De Bello Gallico ‘Gallia Togata’, i.e. das römische Gallien, das heißt das Gallien, das von römischen Bürgern bewohnt war. Den Fehler macht unser Rezensenten nicht zufällig, sondern weil er nur in völkischen, um nicht zu sagen rassischen Kategorien denken kann. Er verwechselt die Römer mit den Latinern. Er weiß gar nicht, daß jedermann Römer sein konnte, und schließlich auch wurde, unabhängig von der Ethnie und von der Volkszugehörigkeit, und daß sie darüber stolz waren – auch sein geliebter Paulus, der Jude: civis romanus sum – ‘ich bin römischer Bürger’. Er hat also keine Ahnung von Rom, davon kennt er nicht einmal das ABC. Aber es kommt noch schlimmer: Er kennt nicht einmal die Geschichte von seinem ‘heiligen’ Land. Zur Zeit Christi nämlich war Galilea schon lange nicht mehr bewohnt von Leuten, die mit den Juden blutsverwandt waren – ‘Galileers waren volbloed Joden’ – (sofern man die Juden nach ihrem Blut definieren kann: solche zweifelhaften rassischen Definitionen überlassen wir ihm), sondern hauptsächlich mit den Kindeskindern der Veteranen, die Herodes der Große von seinen römischen Freunden und Gönnern bekommen hatte und speziell in Samaria und Galilea massenhaft als römische Kolonisten angesiedelt hatte. Wie deren ethnische Zusammensetzung war, läßt sich an ihrer Präsenz in der Leibgarde, die Herodes bei seinem Tode das letzte Geleit gab: Für die Infanterie hauptsächlich Gallier und Thrakier, und für die Kavalerie hauptsächlich Germanen.
Na: Pech gehabt: Caesars Gallier waren voll Römer, während Jesu Galiläer überhaupt keine Juden waren, die nicht zufällig sich später im jüdischen Krieg auf die Seite der Römer schlugen und damit den Sieg der Flavii begünstigten.

Und anhand dieses ‘Arguments’ will unser Rezensent von ‘Unsinn’ sprechen. Wenn er damit seinen eigenen meint, dann trifft dies voll zu.


[ Op het Forum kunt u uw mening daarover geven, ook in het Nederlands: ]

[ forum ]

[ meer weten ]