TUMULT – debat


[ redi ad Echo ]


Lutherse Kerk, Utrecht – 28 november 2002 · 20 uur

Jezus Christus = Julius Caesar

Voordracht van Francesco Carotta
vertaald door Tommie Hendriks

[ Verslag bij Tommie Hendriks ]


INLEIDING

Dames en Heren,

excuseer mij als ik niet goed Nederlands spreek. Ik begin het pas te leren.
Het is voor mij een grote eer om in Utrecht, in Traiectum ad Rhenum, te mogen spreken. Daarvoor dank ik mijn vrienden Tommie Hendriks (hij is er verantwoordelijk voor dat ik vanavond uw taal maltraiteer), Jan van Friesland (hij is er verantwoordelijk voor dat ik vanavond hier sta), en ook de heer René Sanders (hij is er verantwoordelijk voor dat Brutus en Cassius hier zitten, die mij vanavond zullen vermoorden).
Moge God, in wiens huis we nu zijn, ons helpen bij het zoeken naar de waarheid, die, zoals Hij gezegd heeft, ons vrijmaakt.
Het gaat vanavond niet om de godsdienst, maar om de geschiedenis daarvan. Het gaat vanavond niet om ons subjectieve geloof, maar om die objectieve ingrijpende veranderingen, die in het religieuze leven in de laatste eeuw vóór Christus en de eerste eeuw na Christus hebben plaats gevonden in het Romeinse Rijk.

Is het begrijpelijk wat ik zeg? [het kan beter]. Of zal ik verder Duits spreken?
U heeft het gewild!

1. Het Romeinse Rijk

Dit is de kaart van het Imperium Romanum, het Romeinse Rijk, ten tijde van de vermeende geboorte van Christus.

En dit is de kaart van de verspreiding van het christendom rond zeshonderd na Christus
Zoals men ziet ontwikkelde het christendom zich binnen de grenzen van het Romeinse Rijk.

De hoofdstad van beide was Rome.
De Romeinse kolonies, die door Caesar en zijn aangenomen zoon Octavianus Augustus waren gesticht, werden tot bolwerken van de christenheid. Ze werden de plaatsen waar de apostel Paulus werkzaam was.
Voor een relatief groot deel vond de verspreiding van de christelijke godsdienst plaats onder Romeinse soldaten.
De kindskinderen van de veteranen, die door Caesar in kolonies waren ondergebracht, werden het christelijke volk.

2. ROMA CAPVT MVNDI
(Rome, de hoofdstad van de wereld)
Het FORVM ROMANVM

Het centrum van het imperium, dat wil zeggen van de wereld, was Rome, caput mundi. Nu nog geeft de paus met Pasen zijn zegen aan de stad en aan de wereld, ‘Urbi et orbi’.

Het centrum van Rome was het Forum Romanum, waar het volk zich verzamelde en waar de curia stond waarin de senaat vergaderde. Van hieruit werd de wereld geregeerd.
Hier een reconstructie van de universiteit van California, uit het projekt ‘Rome reborn’.
Men ziet hier de rostra, het spreekgestoelte. Daarnaast, nauwelijks zichtbaar, de curia.
Men ziet ook dat hier veel tempels stonden [Saturnus, Concordia, Castor en Pollux, en na Caesars dood, Divus Iulius en daartegenover, na de joodse oorlog, Divus Vespasianus]. De Romeinen waren zeer religieus en de religie was het fundament van de staat.

3. VENVS GENETRIX
en de Baselieken

Maar wat nog belangrijker is, is dat Caesar het Forum Romanum met zijn Forum Iulium had vergroot. Daar liet hij de tempel bouwen van Venus Genetrix, de oermoeder van zijn geslacht.
Bovendien liet hij op het Forum Romanum twee basilieken bouwen:
De Basilica Aemilia, waarvoor hij zijn vriend, Aemilius Paulus, de financiële middelen verschafte.
Daartegenover zijn eigen basiliek, de Basilica Iulia.
De Basilica Aemilia kwam eerder gereed: de Basilica Iulia was bij Caesars dood nog niet klaar, daarna brandde ze af en moest door Augustus opnieuw opgebouwd worden. Zo werd vooral de eerste basiliek, die van Paulus, het voorbeeld voor alle basilieken in het Rijk. De christelijke basilieken hebben het bouwplan overgenomen: duidelijk kan men de vijf schepen onderscheiden.

4. BASILICA AEMILIA

Een reconstructie van de universiteit van Caen maakt duidelijk dat ook het ruimtegevoel in de basiliek hetzelfde is als bij de christelijke basilieken.
Maar besef wel: wij zijn hier in de eerste eeuw vóór Christus!

5. Plattegrond van het Forum en het Capitool

We zien dus dat Caesar naast de oude Capitolijnse heuvel, het bouwkundig fundament had gelegd voor een nieuw religieus Rome: twee basilieken, en een tempel voor moeder Venus, die, na zijn dood en zijn opname onder de goden, opklom tot de moeder van god.
Voor Divus Iulius, de vergoddelijkte Caesar, werd, na de afrekening met zijn moordenaars, een eigen tempel gebouwd. Deze tempel stond centraal op het Forum, op de plaats waar Caesar was verbrand. Overal in het Rijk en daarbuiten werden tempels voor Divus Iulius gebouwd, die caesarea heetten. In de christelijke tijd werden deze caesarea de kerken van de Verlosser; de Venustempels werden Mariakerken, terwijl de basilieken basilieken bleven.
We zien dus dat zowel religieus als bouwkundig, het Rome van Caesar al niet meer ‘heidens’ was, maar reeds christelijk aandeed.

We willen nu laten zien dat, wat voor de tempels geldt, ook voor alle religieuze symbolen opgaat.
Alle symbolen van het late christendom zijn reeds in de cultus van Divus Iulius aanwezig: de moeder van God, het kruis, de gekruisigde, het piëta-gezicht, de opstanding, de hemelvaart, de ster van Bethlehem, etc… We zullen nu heel kort hierop ingaan.

6.

Zo kent men Caesar. Let goed op: op de munt staat ‘dictator perpetuo’, maar het is een afbeelding van een god, want destijds mochten alleen goden op munten staan. De corona aurea, de oud-Etruskische koningskroon, die hem niet alleen als imperator, maar ook als alleenheerser karakteriseert – christelijk gezegd: als pantokrator (45 jaar voor de geboorte van Christus!)

7.

En face zag hij er zo uit: superieur en met een ironisch glimlachje. Het is de Caesar van het ‘veni vidi vici’ (46 voor Christus' geboorte)

8.

Maar er is nog een ander gezicht van Caesar, dat bewaard wordt in Rome, in de villa Torlonia. Archeologen zien hierin de kop van een beeld, dat Antonius na de moord op Caesar op de Rostra liet opstellen. Het beeld moest zowel medelijden als wraakgevoelens opwekken. Een piëta-gezicht dus, de piëta van Caesar (44 jaar vóór Christus' geboorte).

9.

De kop van dit beeld was getooid met een corona civica, de burgerkrans, die hem toekwam, omdat hij alle burgers van het Gallische gevaar had bevrijd, en in de burgeroorlog veel burgers het leven had gered. Het is het beeld van de Redder, de Salvator, de Heiland: vierenveertig (44 jaar vóór Christus' geboorte!)

10.

Op de munten van Caesar vindt men ook de moeder gods afgebeeld: Venus Genetrix, de moeder van Aeneas en daarom de oermoeder van alle Romeinen. En via Julus, de zoon van Aeneas, ook de oermoeder van het geslacht van de Iulii. Ze draagt een maanvormig diadeem, zoals de Madonna. En ze is vergezeld van Amor [hier slecht te zien op deze kleine munt, een denarius], zoals de madonna door engelen wordt begeleid.
Op de achterzijde een beeld dat doet denken aan een kruisiging met Maria en Johannes onder het kruis.
Het zijn de overwonnen Vercingetorix en het treurende Gallia. Aan het kruisvormige tropaeum hangen de wapens van Vercingetorix. Beide zijden van deze munt vindt men nog onveranderd op medaillons, die de christenen nog steeds om hun hals dragen, met op de ene zijde de madonna en op de andere zijde het kruis. (48 jaar voor Christus geboorte)

11.

Op een soortgelijke munt verschijnt bij Venus in plaats van Amor het ‘Christuskind’, hier in de vorm van de leeftijd van Caesar ten tijde van het slaan van deze munt, direct na de slag van Pharsalos: 52 jaar. De slag vond plaats 48 vóór Christus, Caesar was in 100 vóór Christus geboren.
We zien dat men na de slag van Pharsalos was begonnen om de jaren te tellen vanaf de geboorte van Caesar. Bijgevolg zijn we nu in het jaar 2102.
Op de andere zijde van de munt wordt de kruisvorm nog benadrukt door de kruisvormige rangschikking: de verticale lijn is het tropaeum en Vercingetorix; de horizontale lijn wordt gevormd door de naam Caesar.

12. Tropaeum van Octavianus

Hoe een tropaeum eruit gezien heeft kan men beter zien op andere munten, bijvoorbeeld op deze munt van Octavianus Augustus …

13. Tropaeum Berlin-Charlottenburg

… of op dit miniatuurtropaeum uit het museum Berlin-Charlottenburg [hier ontbreken wapens, helm en schild]

14. Het improperiakruis – la croix des Outrages – van Perpignan

Dat er oorspronkelijk ook ‘wapens’ hingen aan het christelijke tropaeum, het kruis, kan men zien aan het improperiakruis, la croix des outrages, dat op Goede Vrijdag nu nog op vele plaatsen in processies wordt gedragen. Hier in Perpignan. De wapens zijn vervangen door allerlei andere dingen, maar er is nog steeds een lans aanwezig.

Wat betreft de lans: met een lans zou ene Longinus Jezus in de borst hebben gestoken. Cassius Longinus heette de man die Caesar de dodelijke dolkstoot toebracht. Het feest van de tot een heilige verheven Longinus valt op de vijftiende maart. Op dezelfde datum werd Caesar vermoord.

15.

U zult zeggen: Maar Jezus is gekruisigd, Caesar daarentegen is met dolkstoten omgebracht.
Dat klopt. Maar ook Caesar heeft postuum een kruisiging ondergaan.

Antonius wilde namelijk het bloedig doorstoken lichaam van Caesar aan het volk laten zien. Het lichaam van Caesar was opgebaard in een miniatuurtempel van Venus. Zo liggend op het spreekgestoelte, was het voor het volk niet zichtbaar. Daarom liet Antonius van Caesars lichaam een kopie in was vervaardigen. Deze wasfiguur toonde Caesar zoals hij na de moord was neergevallen, en zoals men hem gezien had, toen hij naar huis werd gedragen in een draagstoel waaruit zijn armen hingen. Deze wasfiguur van Caesar liet Antonius op een draaibaar tropaeum aan het hoofdeinde van Caesars lijkbaar opstellen. Aanvankelijk was deze wasfiguur nog met de bloedbevlekte toga van Caesar bedekt. Terwijl een heraut de besluiten van de eerbewijzen voorlas, die de senatoren aan Caesar, de Vader des Vaderlands, hadden toegekend, liet Antonius dus zien wat diezelfde senatoren hem uit dankbaarheid voor zijn mildheid hadden aangedaan. Op zeker moment trok hij met een lans de toga weg en toonde zo aan het bedroefde volk het geschonden lichaam van hun redder.
Hier een reconstructie van deze scene, gemaakt door de Utrechtse kunstenaar Pol du Closeau [ * ]:

[ © 2002 Pol Corten, Zuilenstraat 52, 3512 ND UTRECHT, 003130-2340079 ]

Men ziet hier de miniatuur van de Venus-tempel, waar Caesars lichaam was opgebaard. Hier de wasfiguur aan het tropaeum. En hier Antonius die met zijn lans de toga wegtrekt. Op de achtergrond het capitool, Caesars Golgotha. [Beide woorden betekenen overigens schedelplaats]

16. Denarius van Buca: de opstanding van Caesar

Het volk kon de aanblik niet verdragen en verbrandde Caesar zelf op het Forum, op een geïmproviseerde brandstapel van houten banken, stoelen en hekken, die zich daar ter plekke bevonden. Vervolgens trokken enige waaghalzen brandend hout uit de brandstapel en renden ermee naar de huizen van de moordenaars om ze in brand te steken. Anderen maakten jacht op de moordenaars zelf. Deze volksopstand op de dag van Caesars bijzetting, luidde postuum zijn politieke opstanding in. Het werd later ook als Caesars opstanding op munten vastgelegd. Hier een denarius van Buca.

Onder het lichaam ziet men het vuur. En men ziet duidelijk hoe Caesar zich tijdens zijn verbranding opricht en door hemelse figuren wordt opgenomen.

En hier de christelijke versie daarvan.

17.

Ook een regelrechte hemelvaart ontbreekt bij Caesar niet. U ziet die hier links. Rechts de oudst bewaard gebleven Hemelvaart van Christus, als Helios [onder de basiliek van de Sint Pieter in Rome]
Beiden stijgen ten hemel, op een door paarden getrokken wagen.

We laten nu kort zien hoe het beeld van Caesar na zijn dood veranderde.

18. De herinneringsmunt van Cossutius Maridianus

Op deze herinneringmunt ziet men dat hij capite velato, met een sluier is afgebeeld, ten teken dat hij al dood was.
Mogelijk heeft hij ook een begin van een baard als teken van rouw, zoals dat ook op munten van Antonius en Octavianus te zien is.
Samen met een sluier, die eruit ziet als lang haar, gaat dat al in de richting van onze voorstellingen van Jezus.
Op de achterzijde maakt het kruisvormige tropaeum plaats voor een volledig gestileerd kruis, waarin de naam van de muntmeester is verwerkt.

19.

Nadat Caesar onder de goden was opgenomen, werd hij niet meer als mens, maar als Divus Iulius, als een god afgebeeld. Vanaf dan ziet hij er eeuwig jong uit en heeft hij een onpersoonlijk gezicht.

Hier Divus Iulius op een door Octavianus uitgegeven munt.
Op zijn hoofd draagt hij, behalve een krans, ook een sidus Iulium, de komeet die aan de hemel verscheen tijdens de feestelijkheden die na zijn dood ter ere van hem werden gehouden. Het volk hield de komeet voor de teruggekomen ziel van Caesar. Octavianus liet deze komeet aanbrengen op alle standbeelden van Divus Iulius,
We staan hier voor de oudste, complete icoon van Christus: lang vóór de Christus' geboorte!

20. Habitus van Divus Iulius

A. Munt van Lentulus / Opstanding van Raffaellino del Garbo

A. Hier zien we hoe Octavianus Augustus de komeet op de kop van het beeld van Divus Iulius plaatst. Men ziet dat ook de habitus van Divus Iulius op die van Jezus Christus vooruitloopt: het naakte bovenlichaam, de lendedoek en de staf. De sidus Iulium, de komeet, is een stralenkrans geworden en het kruisvormige tropaeum is naar de vlag verplaatst.

B. Salvatorbeeld van Paushuize

B. Bij andere beelden draagt hij de aardbol en het tot kruis gestileerde tropaeum, zoals hier op de hand van het salvatorbeeld van Paushuize in Utrecht.

21. Sidus Iulium

De sidus Iulium had dezelfde structuur en vorm als het latere christelijke chi-rho, het Christus-monogram

Ik zou nog veel meer kunnen laten zien, maar de tijd vliegt om.

We kunnen nu nog maar kort een paar verschrijvingen laten zien, die zijn opgetreden tijdens het overleverings-proces, waardoor de geschiedenis van de Romeinse burgeroorlog tot het evangelie werd.
Het is dezelfde geschiedenis, alleen werd ze verplaatst van Gallia naar Galilea
In telegramstijl:


22.

GALLIA > GALILEA

Het land in het noorden waar Caesar en Jezus zich bevinden bij het begin van de burgeroorlog respectievelijk bij het begin van de prediking.

23.

Beiden steken een noodlottige rivier over, de Rubicon en de Jordaan. Beiden komen daarna bij een stad:

CORFINIVM > CAFARNAVM

Caesar vindt de stad bezet door de vijand en belegert haar; Jezus vindt in de stad een man die door de duivel is bezeten. Zowel bezet respectievelijk belegerd, als bezeten, wordt in het Latijn met hetzelfde woord weergegeven:

24.

OBSESSVS > OBSESSVS

Bij de volgende belegering van Caesar is er weer een volgende bezetene bij Jezus.
Caesar belegert Pompeius en zijn legioenen, maar kan hem niet tot overgave dwingen, want Pompeius houdt stand achter zijn verschansingen (munimenta);
Jezus ontmoet een bezetene, die Legion heet, en die niet vastgebonden kan worden, want hij houdt zich op in de graven (monumenta).
Ook hier:

25.

OBSESSVS vs. OBSESSVS
LEGION vs. LEGION
MVNIMENTA vs. MONVMENTA

We zien dus al dat we met twee parallel verlopende verhalen hebben te maken, waarbij dezelfde structuren en attributen voorkomen, die dezelfde of bijna dezelfde namen hebben:

GALLIA > GALILEA
CORFINIVM > CAFARNAVM

OBSESSVS > OBSESSVS

LEGION > LEGION
MVNIMENTA > MONVMENTA

Wanneer we de beide geschiedenissen met elkaar vergelijken, blijkt dat de structuren en alle namen, plaatsen, woorden en handelingen met elkaar overeenkomen.

26. Nogmaals de kaart van het Rijk

Deze delokalisering van de gebeurtenissen van Gallia naar Galilea was met de stichting van de tweede dynastie noodzakelijk geworden.
Zoals Caesar in de Gallische oorlog groot was geworden in Gallia, zo had Vespasianus hem dat nagedaan in de joodse oorlog in Galilea.
Galilea was voor de Flaviërs de wieg van hun macht geweest. Gallia was dat voor de Juliërs geweest.
Het standbeeld van Divus Iulius in Rome werd op miraculeuze wijze ‘ad orientem conversa’, naar de oriënt toegekeerd, ‘geconverteerd’. Vanaf toen keek het in dezelfde richting als de tempel van Divus Vespasianus: naar het Oosten.

27.

Vespasianus en Titus hadden niet alleen de tempelschat van Jeruzalem buitgemaakt, maar ook Josephus gevangengenomen. Josephus was een aanvoerder van de opstandelingen, maar was onder dubieuze omstandigheden naar Vespasianus overgelopen. Hij beweerde dat God aan hem verschenen was en hem gezegd had dat Vespasianus de ware messias was, waarop de joodse opstandelingen zaten te wachten. Hij zou keizer worden en zijn zoon Titus ook. In de successieoorlog die na de dood van Nero was uitgebroken, kwam deze voorspelling van de overgelopen Josephus goed van pas. Toen Vespasianus onverwacht keizer werd, adopteerde hij Josephus. Deze schreef als Flavius Josephus voor de nieuwe keizer de geschiedenis van de joodse oorlog. De autobiografie van deze Flavius Josephus vertoont grote overeenkomsten met de geschiedenis van Paulus, zoals zij in de handelingen van de apostelen is vermeld.
Omdat de historische existentie van Paulus net zo min vaststaat als die van Jezus, moet men aannemen dat Paulus Flavius Josephus is, op dezelfde manier als Jezus Divus Iulius is.

28.

Het aanpassen van de teksten werd mogelijk gemaakt door de tweetaligheid van het Rijk. De priesters van Vespasianus hoefden niet een nieuwe versie van de heilige geschiedenis van Divus Iulius te schrijven. Het was voldoende om de oosterse versie tot de officiële versie te maken: de geschiedenis van Divus Iulius onderging in het oosten vele veranderingen bij de vertaling uit het Latijn in het Grieks. Vervolgens muteerde ze bij het almaar overschrijven en becommentariëren tot het evangelie.

29. Specimina

Een kijkje in de bewaard gebleven originele handschriften van het evangelie. Hier een van de meest authentieke, de Codex Bezae Cantabrigiensis, tweetalig, Grieks-Latijn. Deze codex maakt duidelijk dat de kans op fouten niet klein is. De in hoofdletters geschreven tekst maakt op het eerste oog een goed leesbare indruk. Deze indruk is bedrieglijk. Er zijn veel foutenbronnen. Eén voorbeeld: er ontbreken niet alleen punten, komma's en voor het Grieks onmisbare accenten, ook zijn er geen spaties tussen de woorden, waardoor het gevaar van foutieve scheiding van woorden op de loer ligt.

30. Voorbeelden van foutieve woordscheiding

DIVVS DIV VS
Gods zoon, later Davids zoon

GAIVS GAI VS
mensenzoon

MARIVS MARI VS
zoon van Maria

PVBLIVS CLODIVS PVLCHER
PVBLIVSCLODIVSPVLCHER
PVBLIVSC LODI VS PVLCHER
Tollenaar Levi zoon van Alfeus

Etcetera, etcetera

31.

Zoals men weet waren er destijds geen drukpersen en geen fotokopieermachines. Elke kopie werd apart met de hand vervaardigd. Zo stapelde de fouten zich snel op. Bij latere pogingen tot verbeteringen, onstonden onvermijdelijk nog meer fouten.

In het eerste het beste boek over het oude Rome, dat we gisteren inkeken, lazen wij: ‘Het orakelachtige heiligdom van Fortuna Primigenis in Preneste, tegenwoordig Palestina’.
Hier zou Palestrina moeten staan. Er staat echter Palestina, vermoedelijk omdat de zetter deze naam beter kende, dan die van de musicus.
Men kan zich indenken dat bij een verder afschrijven de tempel van Fortuna verandert in die van Salomon of die van Herodes.

Een Berlijnse krant citeerde in een recensie van ons boek een passage waar sprake is van twee Romeinen, Hortensius en Scipio. Ze werden tot ‘Horrensius’ en ‘Skorpio’. Blijkbaar had de zetter net een griezelfilm gezien.

Een van onze Engelse vertalers, die onder zijn voorouders ook een Siciliaan heeft, vertaalde een passage waarin Paulus uit Cilicië voorkomt. Daarvan maakte hij ‘uit Sicilië’.

Een vriend van mij, een priester uit Brazilië, vertelde mij dat de Brazilianen erg van Franciscus houden, vooral om dat hij een Braziliaan is: hij kwam immers uit Assis, Rio Grande del Sul, en niet zoals wij denken uit Assisië in Italië.
Het is exact hetzelfde wat de veteranen van Vespasianus deden, die de geschiedenis van Gallia naar Galilea verplaatsten. En de staatsraison van Vespasianus zegende het.

32.

De huidige bezoeker van het Rome heeft voor de tempel van Antoninus en Faustina het gevoel dat de christelijke kerken op de fundamenten van de oude Romeinse tempels werden gebouwd. Het is meer dan dat: de basilieken en tempels zijn eenvoudig christelijke geworden. Er vond zelfs geen verbouwing plaats, alleen de betekenis van de gebouwen veranderde – en ook zelfs dat nauwelijks.

Conclusie

NIHIL EST IN IESV
QVOD PRIVS NON FVERIT IN CAESARE

Letterlijk vertaald:

Er is niets bij Jezus
dat al niet is geweest bij Caesar


[ * ]
De tekening van de Utrechtse kunstenaar Pol du Closeau is gebaseerd op de beschrijvingen van Caesars bijzetting door Suetonius (Divus Iulius, hoofdstuk 84, 1ste alinea) en door Appianus (Bella civilia, boek 2, hoofdstukken 146 en 147).

Voor commentaar op deze twee passages zie ‘Was Jezus Caesar’, blz. 368-9, noot 157 [ ** ].

Zie ook de beschrijving van deze gebeurtenissen door E. Stauffer. Jerusalem und
Rom im Zeitalter Jesu Christi, Bern, 1957, p. 21-23 [ s.da ].

—————————

NOTA BENE: Bei der Veranstaltung wurde seitens eines Einzelnen mutwillig behauptet, [ cf. Verslag bij Tommie Hendriks ]daß die oben gezeigte graphische Rekonstruktion der Beisetzung Caesars, die der professionelle Zeichner Pol du Closeau anhand der antiken historiographischen Quellen (Sueton Divus Julius 84.1 und Appian Bellum Civile 2.146–147) angefertigt hat, [ s.o. Bild Nr. 15 ], falsch sei, und daß bei Appian keine Rede von einer Wachsfigur sei.

Ein einfacher Blick in ‘Was Jezus Caesar?', Absatz ‘Des Caesars neue imagines’ S. 64–70 (in der holländischen Ausgabe ‘Caesars nieuwe imagines’ p. 65-71), wo die Quellen angegeben und übersetzt sind, hätte gereicht, um das Gegenteil festzustellen. In der Anmerkung 157 stehen auch die wortwörtlichen Ausdrücke Appians, die unmißverständlich sind [ s.o. oder cf. die Anmerkungen online ].

Man beachte, daß das Wort ‘andreikelos’ auch von Plutarch in der parallelen Alexanderbiographie benutzt wird, (72) wo die Rede von Stasikrates ist, der Alexander versprach, den Berg Athos in Thrakien in einen ‘andreikelon’ zu verwandeln. ‘Wenn er ihm also den Auftrag gebe, werde er den Athos zur dauerhaftesten und weithin sichtbarsten Statue von ihm ausgestalten, die in der linken Hand eine Stadt von zehntausend Menschen umfaßt halte und mit der rechten Hand einen starken Wasserstrom als Spende zum Meere hinabfließen lasse.’ Ein ‘andreikelos’ war also eine ‘mannsähnliche’ Ganzkörperfigur, die im Falle Alexanders in einem Berg hineinskulptiert werden sollte, wie etwa die Buddhas, die in Afghanistan vor kurzem in die Luft gesprengt wurden, im Falle Caesars ein an eine ‘mêchanê’ gefestigtes mannsgroßes Wachsmannequin. Daß diese üblicherweise ins Deutsche mit ‘Vorrichtung’ übersetzte ‘mêchanê’ tropäumsähnlich war, ergibt sich aus der Parallelstelle bei Sueton, wo gesagt wird, daß das blutbefleckte Gewand Caesars an einem Tropäum hing, das zu Häupten einer Miniaturanfertigung des Venustempels stand, wo die Leiche Caesars aufgebahrt war:

Da bei Appian Antonius zuerst dieses Gewand mit einem Speer hob und flattern ließ[BC 2.146 610], und danach das Wachsmannequin an der Vorrichtung zeigte, muß man annehmen, daß Suetons ‘tropaeum’ und Appians ‘mêchanê’ mit ‘andreikelos’ eins und dasselbe sind. Andernfalls müßte man annehmen, daß sowohl Sueton Appians mêchanê als auch Appian Suetons Tropäum vergessen haben zu erwähnen, und dazu, daß es zwei Gewänder Caesars gab, eins am Tröpäum hängend (Sueton), und eins den ‘Körper’ bedeckend (Appian).

[Man beachte, daß Appian durchgehend von ‘sôma’, i. e. ‘Körper’, spricht, was manche Übersetzer mal mit ‘Leiche’ mal mit ‘Körper’ wiedergeben. Und weil sie offensichtlich die Parallelstelle bei Sueton nicht berücksichtigen, schreiben sie auch dann Leiche, wenn es vom Wachsmannequin an der mêchanê die Rede ist.]

Ergebnis: Man kann unmöglich dieses ‘Wachsmannequin’ mit der ‘persona’, d.h. mit der Maske, die der Mime, der Caesar imitierte, getragen hat, verwechseln, denn erstens hätte man darauf nicht die Wunden am ganzen Körper sehen können, und zweitens würde man nicht verstehen, warum dann das Volk den Anblick einer komödiantenhaften Maske nicht hätte ertragen können.

Anbei das Abbild der in Turin aufbewahrten vermuteten Caesarmaske.

[ Museo d’Antichità, Torino, Gabinetto Fotografico
kommentierendes Text aus: Irwin Isenberg, Iulius Caesar, 1964, deutsch: Reutlingen 1965, p.148 ]

Die ausgestreckten Arme von Caesars Wachsfigur ergeben sich aus der Tatsache, daß Sueton Appians mêchanê ein tropaeum nennt, und das setzt ein Querbalken voraus. außerdem wollte ja Antonius Caesars Körper so nachmachen lassen, wie er dagefallen war, als er erdolcht wurde. Nur, er hatte selber die Erdolchung nicht miterlebt, da Trebonius ihn absichtlich außerhalb der Curia abgehalten hatte. Jemand muß zwar gesehen haben, wie Caesar gefallen ist, und daß er sich den Kopf mit der Toga zugedeckt hatte, wie man meinte aus Schamgefühl. Aber weiter nicht, denn auch alle anderen waren sofort in Panik weggeflohen. Nur drei Diener seien bei ihm geblieben, haben seinen Körper auf die lectica, d.h. das Tragbett, die Sänfte, gestellt und ihn so nach Hause getragen, wobei die Armen nach außen hin hingen. Das heißt, abgesehen davon, daß wenn jemand hinfällt nicht selten mit ausgestreckten Armen fällt, wirklich gesehen hatte man ihn mit aus dem Tragbett rechts und links herausfallenden Armen. Da die, die dies gesehen haben, sich in ihre Häuser verbarrikadiert hatten, und die dramatische Szene hauptsächlich von den Dachgeschossen beobachteten, schauten sie von oben herab, auf einen in einem Tragbett liegenden Toten. Es ist diese Szene, dieser Anblick, den Antonius hat nachbilden und dem Volk zeigen wollen. Dafür mußte er das Wachsabbild der Leiche auf eine tropäumsähnliche mêchanê befestigen, und beide dann auf der Rednerbühne aufrichten lassen. Daher mußte Caesars Wachsfigur dem Volk wie ein Gekreuzigter erscheinen. Ein unerträglicher Anblick, der seine Wirkung nicht verfehlte: Das Volk geriet außer sich und außer Kontrolle, versuchte die Curie in Brand zu stecken, verbrannte Caesars Leiche da selbst und machte auf die Mörder Jagd. Cf. Was Jezus Caesar? P. 65-75, insbesondere Anm. 154 und 197:

[[ Die Berichte von Appian und Sueton werden bestätigt durch Dio Cassius, Historia Romana 44.35.4 und 44.49.3-4:

Um Mißverständnissen vorzubeugen: Wie wir in Was Jezus Caesar? zeigen, ist Jesus nicht gekreuzigt worden, sondern am Tag seiner sogenannten ‘Gefangennahme’ erdolcht worden. Auch wird Jesus im ganzen ersten Jahrtausend tatsächlich nie sterbend am Kreuz dargestellt (cf. WJC, S. 74). Doch gab es früh versuche, das Zeigen des gemarterten Körper am Kreuz, wie in der Karfreitagsliturgie üblich, als Kreuzigung zu interpretieren. Dies wird u.a. auch vom Koran bezeugt, der gerade gegen diese Interpretation ins Feld zieht. In der Folge des Nestorius leugnet die Sure 4.157, daß Jesus gekreuzigt worden sei, und sagt, daß «ihnen eine ihm ähnliche Gestalt erschien» bzw. «gezeigt wurde». Darin bestätigt sich, daß die Vorstellung der Kreuzigung Jesu eine späte und umstrittene war, und es klingt, als ob sie sich aus einer Inszenierung entwickelt hätte – namentlich aus dem Zeigen der Wachsfigur Caesars am kreuzförmigen Tropäum beim Passionsspiel innerhalb des ursprünglichen Osterrituals.

Mir bleibt die Erinnerung an nette, aufmerksame Leute. Die Offenheit und die Sympathie, die diesem neuen Ansatz, dem einen wie dem anderen JC entgegengebracht wurde, war Lohn genug.
Daher möchte ich mich auch auf diesem Weg bei allen Anwesenden in der Lutherse Kerk bedanken, für die Aufmerksamkeit und die Geduld, die sie meinem holprigen Holländisch entgegengebracht haben. Ich weiß, es war auch für sie keine verlorene Zeit. Schon der Anblick des einmaligen Rekonstruktionsbilds von Caesars Beisetzung, aus der Feder von Pol du Closeau, war mehr als ein Abend wert.

Ihnen allen noch einmal:

en tot ziens.


[ Op het Forum kunt u uw mening daarover geven, ook in het Nederlands: ]

[ forum ]

[ meer weten ]